Het Smithsonian Agreement, gehouden in december 1971 in Washington D.C., Verenigde Staten, markeert een belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis van de wereldwijde financiën. Vertegenwoordigers van belangrijke geïndustrialiseerde landen, waaronder de Verenigde Staten, Japan, West-Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, kwamen bijeen om de instabiliteit van internationale valutakoersen aan te pakken die ontstond na de ineenstorting van het Bretton Woods-systeem eerder dat jaar.
Goud speelt een belangrijke rol in Smithsonian Agreement
Een belangrijk kenmerk van het Smithsonian Agreement was de rol van goud. Nadat de Verenigde Staten de goudstandaard hadden verlaten in 1971, ontstond de noodzaak van een nieuw mondiaal monetair systeem. Het Smithsonian Agreement voorzag in de herwaardering van de goudprijs en de devaluatie van de Amerikaanse dollar, waardoor goud een cruciale rol speelde in het ondersteunen van de overeenkomst.
Daarnaast kwamen de deelnemende landen overeen om nieuwe pariteiten voor hun valuta’s vast te stellen en een breder bereik van fluctuaties in de wisselkoersen toe te staan. Ondanks de aanvankelijke optimistische verwachtingen slaagde het Smithsonian Agreement er echter niet in om zijn beoogde doelen te bereiken, namelijk het stabiliseren van de wisselkoersen.
Verdere instabiliteit
In 1973 stortte het Smithsonian Agreement in, wat leidde tot verdere instabiliteit op de wereldwijde valutamarkten. Ondanks zijn mislukking legde de overeenkomst wel de basis voor toekomstige discussies over internationaal monetair beleid en het beheer van wisselkoersen.
Het Smithsonian Agreement blijft daarom een belangrijk onderdeel van de geschiedenis van de internationale financiën, waarbij het goud een centrale rol speelde in de poging om stabiliteit te brengen in de wereldwijde valuta’s.